Nog even wachten. Eerst nog de adventsdagen, en dan vieren we Kerstmis; feest vol vreugde, sfeer, nostalgie, ontmoetingen en herinneringen.
Naarmate we ouder worden denken we steeds vaker terug aan vroeger, aan toen we jong waren, toen onze ouders nog leefden, Kerst met partners, broers, zussen, vrienden die nu niet meer bij ons zijn.
Ik ben daar niet anders in. Ik zie mezelf nog zitten aan die gedekte tafel met het mooie witte tafelkleed met een bergje stro er onder en witte vierkante ouwels er op. Die ouwels deelden we voor de maaltijd op Kerstavond, als een hostie waar we ieder een stukje van af konden breken terwijl de ander hem vasthield om op die manier wensen voor elkaar voor het nieuwe jaar te delen.
Ouwels werden altijd gezegend in de kerk met het feest van Christus de Koning. Ik herinner me dat mijn vader, die organist was in de kerk, ze van huis tot huis rondbracht. Omdat hij ook nog vier missen op een dag moest begeleiden, en er soms ook nog een begrafenis, was hij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat van huis.
De kerstmaaltijd op Kerstavond begint in Polen op het moment dat de eerste ster aan hemel te zien is. Het kerstverhaal wordt voorgelezen, en er wordt gebeden voor de overledenen.
In ons huis stond de tafel vol met traditionele Poolse gerechten zoals paddenstoelensoep, rode bietensoep, zuurkool met paddenstoelen en bonen, zelfgemaakte pasta in de vorm van vierkantjes, en als hoofdgerecht de karper die ’s ochtends nog in het bad zwom.
Het is een Poolse traditie dat er met Kerst altijd een extra bord met bestek op tafel staat. Volgens sommigen een lege plek voor zij die niet bij ons kunnen zijn. Volgens anderen een plek voor een onverwachte gast die aan je deur zou kunnen kloppen zoals Maria en Jozef dat deden.
Ook de generatie vóór de onze had zijn eigen herinneringen die werden gekoesterd. Mijn moeder vertelde met Kerst vaak het verhaal dat bij haar oma de kerstmaaltijd uit twaalf gerechten (symbolisch voor de apostelen) bestond en dat je niet van tafel mocht zonder ze alle twaalf te hebben geproefd.
De boom in ons huis stond altijd prachtig versierd op de vleugel, met gekleurde lichtjes, lampjes in de vorm van kerstfiguurtjes, boompjes, paddenstoeltjes. Soms kan ik die boom nog ruiken, als ik door het tuincentrum loop. Ik koester het kribbetje met het kindje Jezus dat ik van mijn ouders heb geërfd en nu onder mijn boom staat. De cadeautjes onder de kerstboom worden gebracht door het kindje Jezus of door de engelen.
Tradities, herinneringen; te veel om op te noemen. Geen vlees en geen sterke drank op de dag van Kerstavond maar met ‘Wiligilia’ (uit het Latijn, van ‘waken’) mocht je na de avondmaaltijd wel een zelfgemaakt kaas- of maanzaadgebakje.
Mijn ‘Kerstwake’ begon al lang voordat de nachtmis begon. Ik was samen met mijn vader in de kerk. Hij bespeelde het orgel en dirigeerde het koor terwijl ik de sopraanpartij zong die ik al kende vanaf mijn jonge kinderjaren. Na een half uur Latijnse liederen die de geboorte aankondigde begon de mis traditiegetrouw met “Bóg się rodzi” (Christus is geboren), meegezongen door de hele kerk. Ik herinner me dat die altijd vol was, dat mensen soms moesten staan tot twee uur ’s nachts, en dat het extra bijzonder was als er sneeuw lag.
Ik hoop en denk dat velen van ons mooie en dierbare herinneringen hebben aan Kerst. Maar als we kijken naar wat de kern van Kerstmis vormt dan zijn dat niet herinneringen en de tradities die van land tot land kunnen verschillen. Wat centraal staat is de geboorte van de Zoon van God.
Maar wat betekent dat voor ons, die geboorte? Is het alleen belangrijk voor de kerk, in de (kerst)stal? Laten we Hem daar achter als we na de nachtmis naar huis gaan, of is het zo dat Hij in onze harten wordt geboren? Moest Hij überhaupt nog wel geboren worden of was Hij al lang in ons leven aanwezig en is het zo dat we dat met Kerstmis bekrachtigen?
Dit zijn belangrijke vragen die we onszelf moeten stellen. Op welke manier is Hij met ons, bij ons en in ons?
Kan iemand anders Hem bij ons vinden of is Hij diep verborgen? Zijn wij er voor Hem of moet Hij er altijd voor ons zijn? Maken we wel tijd voor een echt gebed, en wat verstaan we daar precies onder?
Horen we echt wat Hij ons te zeggen heeft als wij Hem steeds vragen om een gunst? In een dialoog moet ook ruimte voor de ander zijn, en het is de dialoog met God die belangrijk is, als dagelijks brood om de relatie met Hem te onderhouden en behouden.
Het probleem is dat wij vooral zelf veel aan het woord zijn, en dat dat de manier is waarop we Hem eren. We creëren geen ruimte en houden geen rekening met een God die ons misschien iets wil zeggen.
Het is alsof we door ons gebed steeds iets willen regelen voor onszelf of onze dierbaren of voor de wereld. We vragen Hem voortdurend om gunsten maar wie vraagt God hoe we Hem kunnen helpen? Wat heeft Hij nodig? Het is waar, Hij is almachtig maar Hij heeft ons nodig om het goede in de wereld te verwezenlijken. Als we onze harten voor Hem openen dan spreekt Hij tot ons op vele manieren, op manieren die we niet altijd meteen door hebben.
Er is veel geschreven over het gebed en bidden. In de catechismus van de katholieke kerk vinden we daar hele hoofdstukken over, en ook uitleg over wat een goed gebed maakt. Een volmaakt gebed; wat houdt dat in?
De catechismus beschrijft een ervaring van Sint-Johannes Maria Vianney, de heilige pastoor van Ars die naar de kerk komt en daar een man ziet in de bank te zitten. In die tijd was het ongebruikelijk om de kerk te bezoeken buiten de eucharistieviering. Hij was verrast, geschrokken; was dit een rover, misschien? “Wat komt u hier doen?”, vroeg hij de man. “Bidden”, antwoordde de man.
“Hoe doe je dat?”, vroeg Sint-Johannes Vianney.
“Ik kijk naar Hem, en Hij kijkt naar mij”, antwoordde de man.
Zo eenvoudig en volmaakt kan ons gebed dus zijn, waarbij God centraal staat. Niets of niemand staat er tussenin; als eerste gebod. Niets of niemand mag die relatie met God verstoren; geen zorgen om gezondheid, om studie, om werk, om gebroken relatie.
Mensen moeten met een open hart de boodschap uitdragen dat Jezus bij hen is, altijd, als de belangrijkste constante in hun leven, en dat zij verder niets meer willen. In het Evangelie volgens Mattheüs lezen we:
“Zoek liever eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden”. (Mt 6,33)
Het koninkrijk van God is God zelf. Als we Hem blijven zoeken, werkelijk ontmoeten en centraal stellen in ons leven dan zal het ons aan niets ontbreken en dan zal onze rijkdom altijd volledig zijn.
Ik wens onze kerkelijke gemeenschap van Christus de Koning een oprechte en vruchtbare dialoog met Onze Heer. Hij kijkt naar ons vanuit het altaar en zoekt in de stilte onze open harten.