Zien soms even. Wanneer iemand die je dierbaar was wegvalt, kan je hart verduisterd raken. Het kan dan zijn dat je nauwelijks mensen om je heen verdraagt. Sommigen hopen met raadgevingen je hart wat lichter te maken: Je moet er eens uit, ga bij een club, of kom gezellig met ons mee. Het kan helpen, maar doet het vaak niet. Die adviezen zeggen meer over degenen die ze geven dan over de persoon voor wie ze bedoeld zijn. Ze gaan vaak over hun gevoel van onmacht bij jouw verlies. Niet iedereen houdt die onmacht goed uit. Soms ben je als nabestaande meer geholpen met iemand die even bij je blijft en zwijgt. Zoiets gebeurt in het evangelie. Twee vrienden van Jezus zijn totaal ontredderd door wat gebeurde op de berg Golgotha. De een heet Kleopas, de ander krijgt geen naam. Het is alsof de schrijver Lucas ons laat weten, jijzelf zou die ander kunnen zijn. Er voegt zich iemand in stilte bij hen. Ze merken hem niet meteen op. Waar hebben jullie het over? Verbouwereerd vragen ze of hij de enige is, die niet weet wat er gebeurd is. Wat dan? Ze vertellen over hun droom die in duigen is gevallen door de dood van Jezus. We hadden nog zo gehoopt dat Hij de Verlosser zou zijn. We hadden nog zo gehoopt, dat….We horen het vaker, iemand gaat met pensioen en blijkt plotseling ongeneeslijk ziek. En we hadden nog zo gehoopt, dat ie kon gaan genieten. De vreemdeling hoort de pijn en ontgoocheling. Het wordt tijd om iets te vertellen over Gods bedoelingen. Hij leidt de twee langs de grote Bijbelse verhalen die ze vroeger van hun ouders hebben gehoord. Dat gaf toen altijd een gevoel van geborgenheid en bescherming. De vreemdeling haalt die oude verhalen onder het stof vandaan en hierdoor komen de mannen ‘thuis’ in de veilige vertrouwde emotie van hun kinderjaren. Zoals kinderen zich het warme en veilige gevoel herinneren als ze terugdenken aan de verhaaltjes die papa en mama hen voorlazen bij het naar bed gaan, zo vergaat het deze twee. De verhalen worden door de vreemde van nieuwe glans voorzien. Kleopas en de ander komen al wandelend weer thuis in hun hart. Hun hart dat nu brandt. De vreemdeling heeft de steen ervoor weggerold. Als ze thuis aankomen, vragen ze hem te blijven. Het goede gevoel van onderweg willen ze niet kwijt. Want waar vind je iemand die als je er helemaal doorheen zit, jou zo kan optillen, zodat je weer vrij kunt ademhalen. Die wil je graag vasthouden. De wandelaar gaat mee aan tafel. Hij neemt het brood, spreekt de zegen uit, breekt het en deelt het met hen. Nu gaan hen de ogen open. In het gebaar herkennen ze hun Heer en Meester. En in het gebaar verdwijnt hij uit hun zicht. Het is alsof Lucas hiermee wil zeggen: wil je Hem blijven zien in dat gebaar, dan mag je zelf breken en delen. Soms is voor ons een gebaar ook voldoende om een dierbare die we missen erin terug te herkennen. Wij herkennen Hem of haar in een gebaar, een woord, een lied, een beeld. Heel even zien we, en weten we dat diegene nooit uit je hart verdwijnt. Soms komt de herkenning langs in de kinderen en kleinkinderen. Plotseling zie je in hen je geliefde terug: hoe ze als hun vader de pen vasthouden, hoe ze het brood aansnijden, hoe ze als hun moeder klinken, hoe ze het loopje van Opa hebben, hoe ze als Oma zitten, hoe je je geliefde herkent in dat kleine handje van een kleinkind dat naar je zwaait. Heel even zien we. De steen was voor het hart van de twee vrienden weggerold. Ook zij waren uit hun eigen graf opgestaan. Niets hield hen meer tegen om te geloven dat hun Heer leefde. Jezus leeft waar het brood gebroken wordt. Hij is aanwezig in een gemeenschap waar het brood met elkaar gebroken en het leven gedeeld wordt. We hernemen zijn gebaar elke zondag en mogen Hem daarin herkennen. Amen