Een duiveltje en een engeltje op de schouder.
U kent het wel, een engeltje en een duiveltje op je schouder. Het engeltje staat voor het goede. Het duiveltje voor vage beloftes en verleidingen. We horen over Adam en Eva in het paradijs. Het gaat goed met hen. Ze mogen niet eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Als ze daarvan eten, zullen ze sterven.
Daar is de duivel, niet op de schouder, maar als een slang in de paradijstuin. Een tuinslang zogezegd. Hij verleidt: Je sterft niet als je van de boom eet. Het is nepnieuws, zegt de duivel. God wil niet dat jullie groter worden dan Hij. Het is eigenbelang van God. De slang is een dealer in leugen en bedrog.
Als je met de duivel mee gaat, is terugkeren op je schreden niet eenvoudig. Je komt dan in een wereld van berekening, harde taal, uitsluiting, bangmakerij. Adam en Eva moesten het paradijs verlaten. Ze zijn de duivel gevolgd en hun onschuld kwijtgeraakt.
Voortaan leven ze niet meer in Gods idyllisch rijk van liefde en vrede, maar in hun eigengemaakte harde wereld. Ook wij leven in die wereld, die almaar harder en cynischer lijkt te worden. Ook wij worden verleid door duivelse dealers in leugen en bedrog. Welke keuzes maken we daarin? Welke wereld willen we? Zijn we in staat om een stukje wereld van goedheid terug te brengen?
In de evangelielezing gaat Jezus de woestijn in. Geen paradijs, maar dorre vlakte. Ook hier is de duivel aan het werk. Wie met God wil leren leven is niet gevrijwaard van verleiding. Jezus verblijft 40 dagen in de woestijn en onderzoekt daar zijn geweten. Welke keuzes maakt Hij? Welke wereld wil Hij? Wie is Hij? Wie wil Hij zijn? Waartoe roept God Hem? Welke verleidingen zijn er voor Hem?
Daar staat hij met op de ene schouder het engeltje en op de andere het duiveltje. De duivel verleidt hem drie keer met maar een doel: Hem ontregelen. Dealen in bedrog. Wegleiden van God.
De duivel zegt: als je de zoon van God bent, dan kun je alles wat je wilt. Je kunt van stenen brood maken. Als je van de tempelmuur springt dragen engelen je op handen. Boven op een berg verleidt de duivel Hem een derde keer, want Jezus mag de hele wereld voor zichzelf hebben, als Hij maar God loslaat. Jezus weerstaat de verleidingen.
Hij blijft op zoek naar Gods diepste kern in zijn eigen hart. Jezus wil het paradijs terug op aarde. In de woestijn vindt Jezus in zijn hart de paradijstuin terug. Het wandelpad erdoorheen spreekt van liefde voor God en de naaste, spreekt van vrede voor iedereen, zoekt het geluk voor elke mens. Jezus heeft Gods tuintje in zijn hart.
Misschien is dat ook wat van ons gevraagd wordt in deze 40 dagen, om wat minder te luisteren naar het duiveltje op onze schouder, en wat meer te letten op het engeltje. Wie zijn wij in onze kern? Voelen we God dicht bij ons? Welke wereld willen wij maken? Hoe willen wij onze samenleving vormgeven? Hoe kunnen wij naasten zijn voor kwetsbaren, vluchtelingen, vreemden? Wat vraagt God van u, van mij?
Het duiveltje dat op de schouder van onze maatschappij zit, is er een dat graag mensen kwetst en afbrandt en uitsluit. Het is het duiveltje van simpele oplossingen voor complexe problemen. Het is het duiveltje dat de harde taal spreekt die mensen onrecht doet. Voor je het weet ga je met hem mee en ben je in de valkuil getrapt.
Zouden we ook naar het engeltje op onze schouder kunnen luisteren? En iets van het Paradijs terugverlangen voor onszelf en voor alle mensen. De plek waar het goed is, waar God naar ons omziet, waar mensen het beste voor elkaar en de wereld wensen en wij die wereld samen willen maken.
We krijgen 40 dagen de tijd om ons op al deze vragen te bezinnen. De vastentijd biedt de mogelijkheid om het duiveltje en het engeltje te leren onderscheiden. God zal onze gids zijn. Amen
Pastor Wim van Reen